‘Literaire non-fictie op haar best.’ – de Volkskrant
‘Een prachtig familie-epos.’ – De Telegraaf
‘Helder beschreven, beeldend en zo menselijk dat je ons buurland beslist van nabij leert kennen. Een prachtig boek!’ – Adriaan van Dis
De twintigste eeuw was lang en verliep in Duitsland uitgesproken turbulent. Oorlogen, crises en dictaturen wisselden elkaar af. Mensen vervielen in diepe armoede, raakten moreel gecorrumpeerd, of kwamen zomaar en zinloos om het leven.
De Saksische Hilde Grunewald, dochter van een gymnasiumleraar, zag alles: ze werd op een haar na honderd jaar oud. Geboren in de Keizertijd en gevormd door de Eerste Wereldoorlog, de Weimarrepubliek, de nazidictatuur, de Tweede Wereldoorlog, het DDR-tijdperk en de val van de Muur in 1989. Zelfs het eerste decennium van het herenigde Duitsland maakte Hilde nog mee.
Haar lot, en dat van haar ouders, kinderen en kleinkinderen, weerspiegelt de Duitse geschiedenis. Van landarbeiders en dagloners klommen ze op tot fabrieksdirecteur, slotvoogdes en bankmanager. Maar algauw bevonden ze zich als soldaat op de slagvelden, in de vuurzee van het bombardement op Dresden, in een geconfisqueerd appartement in het communistische Oost-Duitsland. En uiteindelijk te midden van de feestende menigte toen Berlijn opnieuw één stad werd.