De Friese adel van de late middeleeuwen opereerde in een niet-feodaal gebied dat lange tijd geen landsheer kende. Hadden de leden, hoofdelingen genaamd, zich uit de boerenstand omhooggewerkt of vormden ze vanouds een gesloten stand? Hoe zat het met hun vermogen? Dit boek zoomt in op Rienck Hemmema en zijn vrouw Ath Roorda. Zij exploiteerden in de jaren 1569-1573 een boerderij in Hitzum onder Franeker.
Uit Riencks Rekenboeck blijkt dat hij geen eigenerfde boer was, maar een edelman met een royale levensstijl en meer inkomsten dan uit die ene boerderij. Een ruimtelijke reconstructie van zijn bezit en dat van zijn voorgeslacht toont hoe agrarisch kapitaal per generatie werd gevormd en overgedragen. Dit beeld wordt getoetst aan een Quote 200 uit 1513 en huwelijksakten uit 1450-1550. Een belangrijke conclusie is dat de Friese adel getalsmatig omvangrijk was, met veel families die leefden van twee of drie boerderijen. De figuur van de edelman-boer kwam dus vaak voor.