Dit boek bespreekt wat vijf homoseksuelen in negentiende-eeuwse medische tijdschriften, op verzoek van artsen die geïnteresseerd waren in 'contrair sexualen', schreven over hun leven en liefdesverlangens, waarbij duidelijk wordt dat zij hun anders-zijn niet goed begrepen maar er zeker van waren geen zondaar te zijn.
Vol zelfvertrouwen schrijft een arts in 1870 aan De Geneeskundige Courant dat zijn liefde voor mannen geen ziekte is zoals de krant had beweerd. Wat dan wel? Daar breekt hij zich het hoofd niet over. Hij noemt zichzelf een 'mensch met het lichaam van een man en de ziel van eene vrouw'. Voor medici is hij een 'contrair sexuaal': de negentiende-eeuwse verzamelterm waar ook 'gevallen van homosexualiteit' onder vallen. Medische tijdschriften bespraken voor het eerst van de norm afwijkende liefdesverlangens en publiceerden teksten van 'contrair sexualen'.
Dit boek vertelt, na een historische inleiding, wat vijf 'contrair sexualen' schreven over hun leven, God en verlangens. De verklaringen van de arts, marineofficier, joodse schriftgeleerde, politicus en spiritistische onderwijzer van hun gevoelens zijn even verschillend als hun seksuele ervaringen. Over Gods oordeel zijn ze het echter eens: ze weten zeker dat ze in Zijn ogen geen zondaar zijn.