Het spreken over seks in de psychotherapeutische praktijk is vaak een ongemakkelijke zaak. De seksuele betekenis van wat een patiënt zegt, wordt vaak over het hoofd gezien. Het praten over seksuele gevoelens en seksuele fantasieën is meestal omringd door schaamte en moet vaak aan de patiënt ontfutseld worden.De opvattingen binnen de psychoanalyse over de betekenis en de plaats van seksualiteit hebben een lange ontwikkeling doorgemaakt. Maatschappelijke, morele en culturele factoren hebben daar een belangrijke invloed op gehad. De echo’s van deze verschillende zienswijzen zijn nog goed merkbaar in hedendaagse behandelingen; denkt de therapeut over seksualiteit vanuit Freuds driftmodel, of vanuit het objectrelationeel kader van Klein en Winnicott? Of is er ook een andere weg, zoals Laplanche betoogde? Machtsongelijkheid, grensoverschrijdend gedrag, trauma en seksueel geweld kwamen vaker in het nieuws. Die aandacht leidde tot reflectie over seksuele identiteit en relaties, waarin veel aandacht is voor de rol van intimiteit en eenzaamheid in relaties. Hoe luistert de psychotherapeut naar de seksuele lagen in het materiaal? En hoe gaan psychotherapeuten om met hun eigen seksuele gevoelens en fantasieën over de patiënt?