Als een voorname vertegenwoordiger van de twintigste-eeuwse existentiefilosofie heeft de Duitse filosoof Karl Jaspers (1883-1969) als weinig anderen de crises van het moderne denken en bestaan verwoord en geduid. Daarbij stelt hij heel nadrukkelijk de vraag wat de filosofie – in het bijzonder de metafysica – in de moderniteit nog kan betekenen. Hij staat sceptisch tegenover de mogelijkheid van iedere (systematische) kennis en wijst voortdurend op de onoplosbare gespletenheid van het moderne leven. Maar tegelijkertijd laat hij zien hoe zich juist in die begrenzing en gebrokenheid óók de mogelijkheid van authentiek mens-zijn en transcendentie openbaart.
In deze verhandeling worden die mogelijkheden verkend en worden de grondmotieven en hoofdthema’s van Jaspers’ werk uiteengezet in hun historische en wijsgerige context.
Jozef Waanders studeerde geschiedenis en filosofie in Utrecht en Leuven. Hij was als beleidsadviseur verbonden aan het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken en werkt nu in die hoedanigheid voor het Ministerie van Defensie. Daarnaast is hij eindredacteur van Filosofie-Tijdschrift.