Opgegroeid met een chronisch zieke moeder, is voor Babs het ziekenhuis al van jongs af aan bekend terrein. Wanneer zij geneeskunde gaat studeren, zijn er nog maar weinig vrouwen die dat doen en ze krijgt met diverse vooroordelen te maken.
De oncologie wordt haar specialiteit, waarbij ze zich met hart en ziel inzet voor patiënten en zich vol energie wijdt aan de wetenschap om te zoeken naar nieuwe mogelijkheden.
Een aantal ingrijpende gebeurtenissen in haar leven en haar grenzeloze inzet veroorzaken echter een burn-out. Zij verliest zichzelf dusdanig in haar werk dat ze alleen nog de witte jas is. Het zal voor velen herkenbaar zijn, zowel in de zorg als daarbuiten.
Toch kan ze uiteindelijk haar talenten opnieuw inzetten, door te focussen op één gebied. Zo vindt zij de vervulling van een zinvol bestaan als vrouw met passie voor haar vak én een eigen leven.
Dit boek geeft een levendig tijdsbeeld van de gang van zaken in een ziekenhuis en de veranderende positie van vrouwen daarin. Daarnaast is het, door zijn openheid, een interessant en inspirerend inkijkje in het leven van een bevlogen mens.
Babs G. Taal (1949) studeerde medicijnen in Groningen, werd internist in Rotterdam, waar ze ook promoveerde en werkte als oncoloog bijna 30 jaar in het Antoni van Leeuwenhoek-ziekenhuis in Amsterdam.