Als direct gevolg van de dekolonisatie van Nederlands-Indiƫ en de proclamatie van de RMS, de Republiek der Zuid-Molukken, arriveerden in 1951 circa 12.500 Molukkers, toen nog Ambonezen genoemd, in Nederland. Voornamelijk 3500 ontslagen militairen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger met hun gezinnen. De verwachting was dat ze binnen enkele maanden zouden teruggaan en dus werden ze in provisorische kampen ondergebracht. Veel van deze kampbewoners hadden hun koffers nog jaren klaarstaan. Na 1960 verhuisden de eerste Molukkers naar de zogenaamde Molukse woonwijken in kleinere of middelgrote steden, soms onder dwang.
De beoogde integratie verliep zeer stroef mede als gevolg van de politieke aspiraties, culminerend in de treinkapingen in de jaren zeventig van de vorige eeuw en de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen binnen de groep. In die jaren waren er ongeveer 35.000 Molukkers in Nederland. Hoeveel dat er nu zijn is onbekend, in het huidige beleid van de rijksoverheid staan Molukkers niet meer op de kaart. Njong Gogos Servaas Maturbongs heeft het grotendeels van dichtbij meegemaakt en komt zeventig jaar na de komst tot de slotsom dat het overgrote deel van hen in Nederland zal blijven. Dit lijkt een open deur, maar het is voor veel leden van zijn gemeenschap een confronterend besef, een onuitgesproken taboe.
De Molukse gemeenschap, een aanwinst voor gastland Nederland, met al zijn aardigheden en eigenaardigheden.