Rond de jaren 1967/1968 werd ik voor het eerst geconfronteerd met drummers waarvan ik weleens had gehoord, maar die ik nooit had zien spelen. Keith Moon van The Who was een van de eersten. En toen jazzdrummer Buddy Rich zich in The Dean Martin Show meldde, werd ik van mijn stoel geblazen. Wat hij daar deed grensde aan het onmogelijke, dat moest wel trucage zijn, alleen was het dat niet. Ik zat nog steeds op school, mijn medeleerlingen waren inmiddels allemaal geslaagd, terwijl ik met de moed der wanhoop, tegen beter weten in, mijn diploma trachtte te halen. Na het zien van The Who in 1969 in het Amsterdams Concertgebouw, gooide ik dat voornemen meteen in de prullenbak: ik dacht alleen nog maar aan drummen.
Dennis Plantenga kwam in diverse bandjes terecht en was helemaal gegrepen door het genre progrock, in de jaren zeventig underground genoemd. Toen hij een advertentie zag van gitarist Nico van Beek en bassist Joop Sodekamp die een band wilden oprichten om progressieve muziek te maken à la Yes en King Crimson, reageerde hij meteen. Hij werd aangenomen, maar omdat na een half jaar de plannen van de band werden gewijzigd, moest Dennis uitkijken naar een nieuwe uitdaging. Zo kwam hij terecht in het St. Lucia klooster in Bennebroek, waar de band Taurus werd opgericht, die daar een repetitieruimte kreeg. In deze muziekbiografie doet Dennis Plantenga op aansprekende en humoristische wijze verslag van de avontuurlijke belevenissen van de band. Het boek geeft een boeiend tijdsbeeld waarin de muziekstijlen van de jaren zeventig en beginjaren tachtig worden beschreven.
Van Dennis Plantenga verschenen eerder de autobiografische boeken Zand in je ogen en De tandarts is mijn beste vriend. Dit boek is een mooie aanvulling op deze twee boeken.