Brunner kwam in de jaren twintig van de vorige eeuw als een theoloog naar voren, die niet tussen de partijen wilde staan, maar tot ergernis van velen ter linker- en rechterzijde de preten-tie leek te hebben erboven te kunnen staan. Vrijzinnigen hadden dan ook het gevoel dat het hier om orthodoxie in een modern ge-waad ging, en orthodoxen zagen hierin vaak orthodox pratende vrijzinnigheid. In ieder geval voelde men zich genoopt om hier-op te reageren, vandaar dat Brunner tot het midden van de jaren zestig in theologisch Nederland een bekend iemand was, – zij het in mindere mate dan zijn aanvankelijke medestrijder Karl Barth.
Na de Tweede Wereldoorlog vat Brunner in zijn tussen 1946 en 1960 verschenen driedelige dogmatiek zijn in eerdere monogra-fieën uiteengezette inzichten samen. Hij plaatst zich daarin tus-sen de voor zijn gevoel te objectivistische theologie van Barth en de te subjectivistische theologie van Bultmann.
Meijering sluit zijn vertaling met aantekeningen van het eerste gedeelte van het derde deel van Brunners dogmatiek af met een korte slotbeschouwing.
Eginhard Meijering (1940) was van 1968 tot 1995 predikant en van 1976 tot 2001 lector in de theologiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden. Hij publiceerde gedeeltelijk in het Engels en het Duits. Sinds 1980 is hij lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen; in 2001 verleende de Universiteit van Heidelberg hem een eredoctoraat in de theologie. Hij is lid van de Remonstrantse Broederschap en gastlid van de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt in Oegstgeest.