Nadat Barth de vraag heeft besproken wie God is, stelt hij in het derde deel van zijn dogmatiek (II,1) de vraag aan de orde, wat God is. Dit is de leer van de eigenschappen van God. Barth kwalificeert God als de degene die in vrijheid liefheeft. Voor ons gevoel kunnen de begrippen vrijheid en liefde op gespannen voet met elkaar staan. Liefde kan verstikkend en vrijheid kan verkillend zijn, en een beetje van dit en een beetje van dat kan moeilijk te vinden en onbevredigend zijn. Bij God gaan die twee samen zonder met elkaar identiek te zijn. God wil zich binden en toch vrij zijn, hij wil ons opeisen en gunt ons toch onze vrijheid. De gelijkenis van de verloren zoon, waarin de vader zijn zoon laat gaan, hem geen waarschuwende of bedelende brieven stuurt en bij diens thuiskomst allang op hem staat te wachten suggereert iets van die heel bijzondere werkelijkheid van God. Dit probeert Barth in abstract klassiek-theologisch taalgebruik duidelijk te maken.
Eginhard Meijering (1940) was van 1968 tot 1955 predikant en van 1976 tot 2001 lector in de theologiegeschiedenis aan de Universiteit Leiden. Sinds 1980 is hij lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.