In dit boek werkt Jordi Wiersma de gedachte uit dat democratie in verband staat met een rusteloze ziel en een vluchtige manier van leven. Voor de analyse van deze ‘democratische mens’ gaat de auteur te rade bij grote denkers zoals Plato, Tocqueville en Ortega y Gasset. Hij legt daarbij uit dat deze rusteloosheid wordt versterkt door de komst van technologie in onze levens.
Dit boek presenteert ook een alternatief: de aristocratische mens. Dit is de persoon die over veel deugden beschikt. Omdat deze persoon zichzelf weet te leiden, is deze het meest geschikt om anderen te leiden. Voor dit alternatief grijpt de auteur terug op klassieke bronnen zoals Aristoteles en Cicero en christelijke bronnen zoals Thomas a Kempis en Erasmus.
Vervolgens staat de vraag centraal hoe de transitie eruit kan zien van democratisch mens naar aristocratisch mens. Wiersma legt uit hoe de Griekse paideia-gedachte en de Romeinse artes liberales immer concrete invulling geweest zijn van deze transitie. Door terug te gaan op Plato, Isocrates en Seneca wil de schrijver ook onze eigen manier van denken over onderwijs, in het bijzonder in de liberal arts, doen scherpen.
Het laatste deel van het boek staat in het teken van de goede docent. Iedere vorm van goed onderwijs valt of staat bij de aanwezigheid van een goede docent. Wat een goede docent behelst, beschrijft Wiersma aan de hand van klassieke bronnen als Plato, Quintilianus en Erasmus.