In dit boek neemt de Tsjechisch-Nederlandse geleerde Jan Amos Comenius (1592-1670) een centrale plaats in. Met zijn filosofie en onderwijsleer wilde hij de menselijkheid in de samenleving bevorderen. Hij kwam ervoor op dat mensen met verschillende levensbeschouwelijke visies konden samenwerken om dit doel te helpen realiseren. Ook komen rozenkruisers en vrijmetselaars aan de orde, die reeds in de zestiende en zeventiende eeuw van zich lieten horen. Anders dan de kerken deden, manifesteerden zij een onafhankelijkheid van denken en een streven naar meer menselijkheid in de cultuur.
In hun denken en spreken spelen ook de ideeën van Comenius een rol, direct of indirect, kritisch ondervragend of opbouwend, maar altijd inspirerend.