In een oorlog ontstaan kansen die zich onder normale omstandigheden niet voordoen. Terwijl de één de oorlog uitzit, sluit de ander zich aan bij het verzet of werd juist gegrepen door het nationaalsocialisme en de strijd tegen het Bolsjewisme. Het typische zwart/wit beeld over de oorlog. Daartussen lag echter ook een grijs gebied. Waar de motieven om zich of bij de ene groep aan te sluiten of bij andere minder duidelijk waren. Een aantal collaboreerde uit economische motieven, uit (geloofs-) overtuiging of uit antisemitisme. Er was echter een schimmiger deel dat gedurende de oorlog schipperde tussen beide zijdes. Deze mannen of vrouwen assisteerden de Duitse contraspionage- en opsporingsdiensten als informant, Jodenjager, politieagent of rechercheur, maar boden tegelijkertijd ook hun diensten aan het verzet, waardoor ze dubbel gedekt waren in een oorlog die toen nog alle kanten op kon gaan. Toen de Duitse nederlaag in het zicht was gingen ze volledig overstag en werden de rollen ten aanzien van hun Duitse meesters omgedraaid. Nu hadden zij de touwtjes in handen.
In de laatste dagen van de oorlog traden verzetsstrijders toe tot de geallieerde opsporingsdiensten. Hiertoe sloten zich niet alleen illegalen aan die uit een puur rechtsvaardigheidsstreven Justitie wilde assisteren in het opsporen van ondergedoken collaborateurs en spionnen, maar ook die leden die in de oorlog contacten onderhielden met de bezetter. Als opsporingsambtenaar waren zij meester van de situatie. In ieder geval zolang niemand achter hun schimmige deals met de bezetter kwam en welke clandestiene activiteiten zij voor of na de bevrijding er op na hielden. Dat de misstanden niet lang op zich liet wachten werd duidelijk toen er talloze schandalen uitbraken over het reilen en zeilen van het Bureau Nationaal Veiligheid. Een selecte groep bleek zich bezig te houden met zwarthandel, het toe-eigenen van bezittingen van gedeporteerde Joden, prostitutie, chantage en handel in inlichtingendossiers. Sterker nog deze groep was betrokken in het wegsluizen van zware collaborateurs als Andries Riphagen naar Latijns-Amerika. Andere spionnen konden hun vrijheid afkopen en met SD kopstukken werden deals gesloten in ruil voor hun samenwerking of “zwijgen.”
Dit onderzoek is een vervolg van de eerdere publicaties over De gebroeders Sassen (2013), Nazis to the Core (2015) en Pierre Sweerts, De Tarzan van Limburg (2019), waarin de rol van inlichtingendiensten en het verzet in het laten ontsnappen van zware collaborateurs naar Latijns-Amerika wordt toegelicht.