Dit is het boek van een veteraan die in 1962 in Nieuw-Guinea diende en van 1979 tot 1982 tweemaal in Libanon. Het is geen gebruikelijk verhaal van een oud-militair en zijn vredesmissies. De schrijver neemt de lezer mee naar enige cruciale ervaringen als jong officier in onze voormalige kolonie Nieuw-Guinea. Vervolgens komt zijn periode in Libanon aan bod, met name de eerste periode. In november 1979 deed zich daar een drama voor. Een jonge collega komt daags voor zijn verjaardag door geweld om het leven. Diens enige nabestaanden waren een moeder en een jongere broer.
Na terugkeer uit Libanon ontfermt de schrijver zich over deze jongen en neemt hem aan als pleegzoon. Het leven van deze jongeman verloopt op een wijze die niemand had kunnen bedenken. Door een grote fout van het Ministerie van Defensie raakt de pleegzoon in een diepe depressie die langdurige opname vergt. De auteur beschrijft zijn omgang met deze ernstige ontwikkeling, die zich niet tot eenmaal beperkt.
Deze bijzondere relatie maakt duidelijk hoe ingrijpend de ervaringen zijn geweest op missie en hoe dit, lang na diensttijd, nog altijd het heden beinvloedt. Militair en veteraan ben je voor het leven.