‘Vanmiddag spotte ik enkele keren een zeldzame verschijning. Een bruine kiekendief scheerde laag over de loop van een beekje, zwenkte, liet zich door de opwaartse wind over de kale heuvels meevoeren en kenterde weer richting beek.’ Het is een zin uit de bijzondere correspondentie tussen een Duitse soldaat en zijn familie in een tijd dat de wereld in brand stond, de Tweede Wereldoorlog.
Ulrich Modersohn, eenentwintig jaar oud, schetst in zeer openhartige brieven een bijzonder tijdsbeeld. Authentieke foto’s ondersteunen een indringend verhaal over lichamelijke en geestelijke uitputting, de dodelijke saaiheid van de dienst, de onbehouwenheid van kameraden, de zegen van post en pakketjes, en, ondanks al het omringende geweld, de flora en fauna van de Krim en de streek onder Leningrad.
Tussen de regels door schemeren de zorgen van de ouders over het welzijn van hun zoon en diens keuze om zo weinig mogelijk over de strijd te berichten. Totdat het onvermijdelijk ‘Vogelaar aan het Oostfront ’ biedt de lezer een andere kijk op oorlog.