De geur van eentonig eten, vuil, ongewassen lijven, vochtige kleding, ontlasting en urine; aangeduid door een genieofficier als kazernelucht. Zat die eenmaal in een gebouw, dan was die er niet meer uit te krijgen. Bedden die dicht op elkaar stonden in vertrekken die nauwelijks frisse lucht kregen en maar beperkt daglicht. Dit waren de ongezonde en ziekmakende omstandigheden waarin Nederlandse jongemannen uit de laagste sociale klassen tijdens de negentiende eeuw hun dienstplicht vervulden.
Hoewel men in het leger uitstekend wist hoe het wel moest, kwam het door zuinigheid op het gebied van defensie-uitgaven slechts langzaam tot verbeteringen. Pas in het begin van de twintigste eeuw werd de definitieve stap naar een goed en doordacht kazerneontwerp gezet. Dat het zolang duurde was niet alleen uit menselijk oogpunt een blamage. Op Nederlands grondgebied werden al tijdens de Tachtigjarige Oorlog op grote schaal kazernes gebouwd. Nederland was voorloper op dit gebied in Europa, maar zou sinds de Franse tijd (1795-1814) beduidend minder vooruitstrevend zijn.
Dit boek beschrijft drie en halve eeuw kazernebouw in Nederland en het welzijn van zijn bewoners. Van de eenvoudige barakkenblokken uit de onafhankelijkheidsstrijd tot kazernes volgens het paviljoensysteem, dat tot op de dag van vandaag de blauwdruk vormt voor de vormgeving van kazernecomplexen.
Frank Oosterboer (1958) was dienstplichtig soldaat bij de geneeskundige troepen. Hij is schrijver, redacteur en tevens webmaster van de succesvolle website jeoudekazernenu.nl, die de basis vormt voor dit boek.