Met Jezus moet je uitkijken. Het verhaal over hem moet je niet te groot willen maken. Joden jaag je ermee op de kast. Dat vond althans Paulus. En of je nu Jezus als zoon van God of als gutmensch bij uitstek profiel gegeven wilt hebben, maakt in dezen niet zo veel uit.
Van Petrus had Paulus het ‘hele’ verhaal over Jezus gehoord. Een ander verhaal dan hij eerst te horen had gekregen en dat hem tot een vervolger van de Jesus’ people had gemaakt. Maar bij nader inzien wilde Paulus over wat Petrus hem had verteld, toch ook weer zijn zegje doen. Iets dat z.i. moest kunnen lijden om te voorkomen dat van Jezus te veel een joods fenomeen werd gemaakt. Met als gevolg dat de dood van Jezus nauwelijks nog een impact had op de verhoudingen tussen joden en niet-joden. Ofwel, wat je achterwaarts te veel duidelijkheid gegeven wilt hebben, ga je daarom naar voren toe al gauw de mist mee in
Eigen grote woorden kunnen al gauw anderen te veel gaan kleineren. Van buitenaf kan daarop attent gemaakt worden. En zo buiten proportie was de dood van Jezus wel. Geen jood die toch kon ontkennen dat daarmee iets niet in de haak was? Maar wat haakt, kun je niet goed bij aanhaken. Waar geen woord goed bij kan, wil dan woord hebben. Wat redenen van zichzelf geeft om met anderen te gaan praten, zou toch ook weer een eigen redenering volgen. Met als resultante een nieuwe godsdienst. Christendom genaamd.
Maar het liep mis. Wat Paulus met zijn missie wilde voorkomen, gebeurde toch. Petrus werd de rots waarop ‘Rome’ haar kerk kon bouwen. Met andere joodse spullen belandde daar in de kelder waar het Paulus om ging. En geen reformatie die het daar nog vandaan kan halen zonder hem verkeerd te begrijpen. Een verlegenheid waaraan in Rispinge 1 gewag werd gemaakt en in Rispinge 2 ook weer aandacht aan geschonken wordt.