Arend Noordam, de schrijver van deze trilogie in een band, symboliseert en karakteriseert zijn ervaringen uit zijn leven als zijnde een ‘Arend’ in dienst van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger.
Na zijn lagereschooltijd werkte hij eerst als boerenknecht in een klein dorp. In 1936 ging hij als KNIL-militair naar Nederlands-Indië. Deze tijd beschrijft hij in Het Adelaarsjong leert vliegen. Na vier jaar KNIL-tijd werd hij vanwege een
ongeval medisch afgekeurd, maar bleef in Nederlands-Indië. Deze periode en de tijd in een Jappenkamp tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt beschreven in het tweede deel De Adelaar wordt gekooid. Het laatste deel, De Adelaar
herkrijgt zijn vrijheid, verhaalt van de transitie van Nederlands-Indië naar de zelfstandige staat Republiek Indonesië.
Arends jeugd in een dorp, met een strenge christelijke opvoeding in een groot gezin van vijftien kinderen, heeft altijd grote invloed gehad op zijn verdere leven. Het vasthouden aan christelijke normen en waarden bepaalde zijn levenshouding.
Dit leidt niet alleen vaak tot zelfreflectie, maar heeft ook een zekere invloed gehad op zijn loopbaan tijdens de KNIL-periode en zijn burgerleven erna, voor en na het Jappenkamp.
Dit waargebeurde verhaal toont op realistische wijze hoe een jongen uit een dorp, geconfronteerd met andere levensvormen en normen, zich met vallen en opstaan ontplooide tot een volwassene die zijn principes niet verloochende.
De schrijver zelf overleed in 1985. Het manuscript, waaraan de auteur tot op zijn sterfbed heeft gewerkt, is samengesteld uit door zijn vrouw bewaarde notities en uitgeschreven en/of uitgetypte bladzijdes. Pas vele jaren na hun beider
dood is het door de oudste zoon Philip Noordam als manuscript uitgewerkt. Het resultaat in boekvorm ligt voor u.