De azen van de keizer waren de ridders van de lucht. In hun dubbeldekkers streden en sneuvelden zij voor hun vaderland. Was dit beeld werkelijkheid, of was dit een romantische mythe welke in werkelijkheid overschaduwd werd door het enorme leed van de oorlog? Dit boek geeft inzicht in deze roemruchte geschiedenis.
De Duitse ontstaansgeschiedenis van de militaire luchtvaart zit bijzonder in elkaar. Enerzijds stonden Duitse avonturiers en ontdekkers aan de wieg van het Duitse luchtwapen, anderzijds werd de ontwikkeling van de luchtvaart gezien als een particuliere zaak en waren overheidsinstanties terughoudend.
Aan het begin van de twintigste eeuw werden vliegtuigen ontwikkeld en luchtvaartscholen opgericht. De Eerste Wereldoorlog van 1914-1918 betekende de geboorte van de eerste grootschalige luchtoorlog. Dankzij vliegtuigingenieurs zoals Antony Fokker hadden de Duitse jachtvliegers een technische voorsprong op de geallieerde piloten.
De eerste luchtgevechten tussen de vliegeniers onderling vonden eind 1914 al plaats. Zowel Britse, Franse als Duitse piloten gaven de vijandelijke confrontaties een ‘ridderlijk’ cachet en spraken eervol over elkaar. De luchtazen van de keizer gaat over Duitse piloten, als Ernst Udet, Oswald Boelcke, Hermann Göring, Manfred von Richthofen, Gunther Plüschow, Werner Voss en Max Immelmann die beroemd werden en in en soms zelfs nog na de Eerste Wereldoorlog furore maakten. Zij werden later aangeduid als de ‘Alte Adler’, de oude adelaars. Zij waren de eersten van een generatie.