De Vughtse dames Eelkje Timmenga-Hiemstra - de hoofdpersoon van dit boek - en Charlotte van Beuningen –
Fentener van Vlissingen gaven leiding aan de hulpverlening aan gevangenen in Kamp Vught en hun achtergebleven
families. Aanvankelijk zorgden nog in het kamp werkzame bouwvakkers illegaal voor individuele voedselhulp; in
interviews schilderden hun nabestaanden hun risicovolle lotgevallen. Snel daarna verzorgden de bijzondere vrouwen
met instemming van de SS-kampcommandant meer systematisch twee soorten voedselpakketten om het lot
van de gevangenen te verzachten. Voor families die geen familiepakket konden verzorgen, namen zij die taak over:
een belangrijke fysieke, maar ook een morele steun. Voor het eerst wordt de vaak schrijnende situatie beschreven
waarin sommige van die achtergeblevenen verkeerden. Nauwelijks bekend is ook de hulp van bedrijfsleven, boeren
en burgers die voor ingrediënten voor de pakketten zorgden.
In de landelijke context waarbinnen deze hulpverlening plaats vond, onderhield mevrouw Van Beuningen de soms
moeilijk lopende contacten met het Rode Kruis, waarbij de relatie met de bezetter van invloed was. Mevrouw Timmenga
bleef in Vught opereren vanuit het koffiehuis bij het station. Zij en haar team ontvingen daar verontruste
familieleden, gaven hen informatie en spraken een bemoedigend woord. Vrijgelaten gevangenen werden opgevangen.
Gegevens over de bestemming van op transport gestelde gevangenen werden verzameld.
Voor het beschrijven van de tot nu toe onderbelichte rol van mevrouw Timmenga waren de 2.700 bewaard gebleven
brieven aan haar de belangrijkste bron. Zij leverden ook veel nieuwe informatie op over wat er allemaal kwam
kijken bij haar ‘liefdeswerk’, zoals zij dat zelf noemde.