Tussen 1995 en 1997 werd de auteur door een geheime bron binnen de CIA herhaaldelijk en indringend gewaarschuwd voor de kwalijke rol die Osama bin Laden in internationale terreurnetwerken speelde. Maar eind september 1997 kwam er plotseling en definitief een einde aan alle contacten met deze bron.
De oorlog tegen terreur is eigenlijk al in 1998 onder president Bill Clinton begonnen, toen geprobeerd werd bin Laden, die toen in Afghanistan zat, met kruisraketten uit te schakelen. Na de aanslagen van 11 september 2001 werd de geheime oorlog tegen radicale moslims geïntensiveerd. Er kwamen detentie- en verhoorcentra en er werden terreurverdachten ontvoerd. De rol van de CIA daarbij was zeker niet altijd even fraai.
Aan de andere kant kon de CIA Bin Laden opsporen, mede dankzij informatie uit verhoren die in de buurt van marteling kwamen. Bin Laden was eind 2001 naar Pakistan gevlucht en kon daar pas in 2011 worden uitgeschakeld. Dankzij een uiterst geheim afluisterprogramma konden bovendien nieuwe aanslagen worden voorkomen.
In maart 2003 viel president George Bush Irak binnen. Die inval was niet terecht. CIA-chef George Tenet was met onbetrouwbare informatie over Iraakse massavernietigingswapens gekomen. Maar binnen de CIA waren er ook tegenstanders van die oorlog. Zij vreesden terecht dat de inval in Irak de geheime oorlog tegen terreur juist zou bemoeilijken. Irak werd een trekpleister voor al-Qaida en andere gevaarlijke groepen zoals ISIS.
In 2007 waarschuwde de Israëlische geheime dienst de CIA dat Syrië met hulp van Noord-Korea bij Deir ez-Zor een kernreactor bouwde. Maar president Bush weigerde die reactor te bombarderen, dus deden de Israëli's dat zelf. Later zou dit gebied in handen van ISIS komen.
Tussen 2007 en 2017 werden, dankzij tips van Amerikaanse inlichtingendiensten, in Europa meerdere aanslagen verhinderd.