Direct na de bevrijding van het Duitse nazi-bewind, werden in
Nederland wonende Duitse burgers vanwege hun nationaliteit opgepakt
en geïnterneerd met de bedoeling ze zo snel mogelijk
naar Duitsland uit te wijzen. Onder de naam Operatie Black Tulip
probeerde de Nederlandse overheid, tussen september 1946 en
eind december 1948, deze Duitsers uit de Nederlandse samenleving
te verwijderen.
In dit boek vertellen slachtoffers van deze operatie over de manier
waarop ze huis en haard moesten achterlaten, de behandeling tijdens
hun verblijf in kampen en in andere opvangcentra, de aankomst
in Duitsland en de impact van deze gebeurtenissen op de rest van
hun leven. Ook (klein)kinderen, die zich nog steeds betrokken voelen
bij wat hun familieleden is aangedaan, komen aan het woord.
Naast de persoonlijke verhalen komen onder andere het beleid
van de Nederlandse regering en vooral ook de uitvoering daarvan,
de stemming onder de bevolking en de invloed van de media
aan de orde.
In een van de hoofdstukken wordt aandacht besteed aan de situatie
van Duitse burgers in de overzeese gebiedsdelen tijdens de
bezetting in Nederland. Hoewel de situatie binnen het Koninkrijk
niet gelijk was, toonde het koloniale beleid ten aanzien van de
behandeling van Duitse inwoners overeenkomsten met het overheidsbeleid
in Nederland na de oorlog.