In het planschaderecht blijft op grond van art. 6.2, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de binnen het normaal maatschappelijk risico vallende schade voor rekening van de aanvrager. Om in een concreet planschadegeval te kunnen beoordelen of de schade tot het normaal maatschappelijk risico behoort, is onder meer van belang of de schadeveroorzakende planologische ontwikkeling als een ‘normale maatschappelijke ontwikkeling’ kan worden beschouwd.
In dit cahier wordt verkend welk doel het beoordelen van de ‘normaliteit’ van een ontwikkeling binnen planschaderecht dient en hoe in een concrete situatie kan worden beoordeeld of een planologische ontwikkeling ‘normaal’ is. Daarvoor is een jurisprudentieonderzoek uitgevoerd naar normale en niet-normale maatschappelijke ontwikkelingen in uitspraken van de Kroon, de Afdeling geschillen van bestuur en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vanaf omstreeks 1970 tot en met 2022. Naar aanleiding van de resultaten van dat onderzoek wordt bovendien bezien in hoeverre het zinvol is om in elk planschadegeval te beoordelen of er sprake is van een normale maatschappelijke ontwikkeling. Daarbij komt zowel het planschaderecht op grond van de Wro als het nadeelcompensatierecht op grond van de Omgevingswet aan bod.