In de huidige Aanbestedingswet is geen klachtplicht opgenomen voor inschrijvers in een aanbestedingsprocedure. In de nationale jurisprudentie zijn echter wel grondslagen te vinden op basis waarvan een klachtplicht door rechters wordt geconstrueerd. Daarnaast wordt er door aanbestedende diensten dikwijls een klachtplicht opgenomen in de aanbestedingsstukken door middel van een contractuele clausule.
Dit onderzoek gaat in op de vraag in hoeverre de klachtplicht van inschrijvers in een aanbestedingsprocedure, zoals die in de Nederlandse jurisprudentie is ontwikkeld en wordt toegepast, past binnen de kaders van het Unierecht. Deze kaders worden in het bijzonder gevormd door de rechtsbeschermingsmaatregelen die zijn vastgelegd in Richtlijn 89/665/EEG en de toepasselijke wijzigingsrichtlijnen 2007/66/EG en 2014/23/EU.
De klachtplicht van inschrijvers in een aanbestedingsprocedure is een actueel onderwerp. Hantering van verschillende gezichtspunten bij beoordeling van de klachtplicht leidde de afgelopen jaren tot wisselende rechtspraak. Ook blijkt uit nationale jurisprudentie dat het Grossmann-verweer vaker wordt gevoerd dan ooit en rechtzoekenden regelmatig de toegang tot beroepsprocedures wordt ontzegd. Is er thans sprake van een duidelijke en kenbare klachtplicht voor inschrijvers? Wat ís de invulling van die klachtplicht? En is dit in overeenstemming met Unierecht, met name de rechtsbeschermingsrichtlijn?
Marita Ophof-Copier is momenteel werkzaam als jurist. Dit onderzoek vormt de afsluiting van haar master Privaatrecht aan de Vrije Universiteit.
Dit onderzoek is bekroond met de Scriptieprijs Privaatrecht van het Instituut voor Bouwrecht.