Geloven zonder gemeenschap is onmogelijk, zo stelt menig theoloog. Toch is het bestaan van (geloofs)gemeenschappen in deze tijd allerminst vanzelfsprekend. Dit onderzoek beoogt inzicht te geven in wat nodig is om levensvatbare sociale verbanden waarin zingeving een rol speelt vorm te kunnen geven. Dit boek brengt in beeld welke dynamiek aanwezig is op plekken waar geprobeerd wordt nieuwe geloofsgemeenschappen tot stand te laten komen. Om dit in beeld te kunnen brengen heeft de onderzoeker uitgebreid etnografisch veldwerk verricht binnen de pioniersbeweging van de Protestantse Kerk in Nederland.
Geloofsgemeenschapsvormingsprocessen blijken er in verschillende contexten anders uit te zien. In dit onderzoek wordt duidelijk dat bij de twee pioniersplekken waar veldwerk is verricht verschillende typen deelnemers aanwezig zijn, dat deelnemers op diverse manieren betrokken zijn en dat zingevings-thema’s op heel eigen wijzen aan bod komen. Nooit- en ooit-kerkelijken blijken de vorming van nieuwe geloofsgemeenschappen heel verschillend te ervaren. In dit boek wordt de hypothese geponeerd dat uiteenlopende benaderingen en initiatieven nodig zijn om geloofsgemeenschappen te vormen waarin nooit- en ooit-kerkelijken zich thuis voelen. Tegelijkertijd is duidelijk dat er bij beide typen deelnemers een grote behoefte is aan het ervaren van vertrouwdheid en openheid. Geloofsgemeenschapsvormingsprocessen zijn ingewikkeld en tijdrovend. Marinka Verburg-Janssen voert in het slothoofdstuk een pleidooi voor het geven van ruimte en tijd voor deze processen.
Marinka Verburg-Janssen (1986) studeerde Bestuurs- en Organisatiewetenschap aan de Universiteit van Utrecht (UU) en voltooide een onderzoeksmaster Religiewetenschap/Theologie aan de Universiteit van Tilburg (UvT). Tijdens het verrichten van het in dit boek beschreven onderzoek is zij verbonden aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU).