Verhalen in perspectief biedt alternatieve benaderingen van verhalende teksten. Bekende en minder bekende prozawerken uit de naoorlogse Nederlandstalige literatuur, waaronder romans van Hugo Claus, Willem Frederik Hermans, Ilja Leonard Pfeijffer en Peter Verhelst, worden door Andreas Van Rompaey in een specifiek kader geplaatst.
In de eerste essays uit deze bundel doet hij dat op een vrij letterlijke manier: hij maakt gebruik van modellen uit de internationale verhaaltheorie, zoals de ‘natural narratology’ van Monika Fludernik en de culturele narratologie van Ansgar Nünning. In de overige essays focust hij zich op de literaire representatie van het dier, de stad, het dagboek en de (anti)psychiatrie. Hierbij komt de nadruk vaak te liggen op de realiteit als constructie.
De in dit boek verzamelde artikelen verschenen eerder in de tijdschriften Art04, Ballustrada, Blik, Internationale Neerlandistiek, Streven, Vlaanderen en Vooys.
Andreas Van Rompaey studeerde literatuurwetenschappen aan de Katholieke Universiteit Leuven. Op verscheidene vlakken blijft hij zich sindsdien bezighouden met de literatuur uit Nederland en Vlaanderen. Ook heeft hij belangstelling voor de klassieke en postklassieke narratologie. In 2020 publiceerde hij een biografische studie over Paul de Wispelaere.