In de filosofie van de geneeskunde ligt de nadruk op de fenomenologie van het subjectief geleefde lichaam en is het biologische lichaam bestemd voor de wetenschap. In dit boek wordt vanuit de wijsgerige antropologie van Helmuth Plessner een alternatief voor deze benadering uitgewerkt. De basisgedachte van diens filosofie is dat de mens vanaf een op-afstand-positie zichzelf beleeft en dat zijn lichaam daarvoor het centrum is (Leib) en dat het tegelijkertijd een voorwerp (Körper) is dat hij bezit. Deze twee aspecten zijn in een niet te scheiden twee-eenheid met elkaar vervlochten en staan onder invloed van allerlei contingenties van binnenuit en van buitenaf die het leven van een persoon vormgeven. Beide kanten zijn als functies van elkaar tegelijkertijd ook een interactief onderdeel van de sociale en fysieke omgeving waar deze persoon deel van uitmaakt.
De hier ontstane driehoeksrelatie van het biologische en het geleefde lichaam met een sociale omgeving maakt dat al of niet technologisch beïnvloede biologische processen in het lichaam niet los gedacht kunnen worden van door een persoon als centrum beleefde gevoelens en emoties met een betekenisaspect. Bovendien is vanuit dit perspectief het biologische lichaam als bemiddelend voorwerp te beschouwen tussen de biomedische wetenschappen en het lichaam van de persoon die het als centrum is. Deze alternatieve benadering van het lichaam ontsluit de weg naar een medische filosofie waarin ook het biologische lichaam (als voorwerp) een plaats heeft, juist nu het steeds vaker het doel is van technologieën die in het lichaam worden toegepast.
Theo Wobbes (1946) is emeritus hoogleraar chirurgische oncologie aan het Radboudumc. Eerder verscheen van hem ‘Chirurgie en technologie. Een filosofisch essay’ (2005) en ‘Ziektebeeld door de tijd heen. Van mythisch naar mechanistisch’ (2017). Hij promoveerde in 2019 aan de Universiteit Twente op het proefschrift ‘Mens of geen mens? Een filosofie van de posthuman’.