Met medeweten en medewerking van de Nederlandse overheid, banken, verzekeraars en effectenhandelaren werden de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog systematisch beroofd. Rond het jaar 2000, na lange en moeizame onderhandelingen, kregen ze 347 miljoen euro terug, de zogeheten Maror-gelden (Morele Aansprakelijkheid Roof en Rechtsherstel).
Philip Staal geldt als een van de voorvechters van dit rechtsherstel. Jarenlang deed hij onderzoek in archieven en dossiers en ontdekte dat niet alleen tijdens de oorlog, maar ook ná de oorlog miljoenen euro's zijn verdwenen, geld dat de Joodse oorlogsslachtoffers, waaronder veel oorlogswezen, rechtmatig toekomt.
In Mijn erfenis verweeft hij deze speurtocht met zijn eigen, hartverscheurende levensverhaal, dat begint in de oorlog. Op 21 mei 1943 kreeg hij een laatste knuffel van zijn ouders, Isaac en Anna Staal. Tante Cor loodste Philip en broer Marcel middenin de nacht, achterop haar fiets, naar een veilig onderkomen. Zijn ouders werden kort daarna verraden, opgepakt en afgevoerd naar Sobibor, waar ze zijn vermoord. Na de oorlog groeiden de twee broers op in weeshuizen. Het zou jaren duren voordat Philip Staal de kracht en overtuiging vond om te vechten voor het rechtsherstel van de Joden én de Joodse oorlogswezen. Dat doet hij met niet aflatende kracht.
Econoom Philip Staal (1941) woont met vrouw en familie in Israël. Hij is een van de ondertekenaars van de Maror-overeenkomst met de banken, de Amsterdamse beurs en de Joodse organisaties. Voor zijn werk aan dit rechtsherstel werd hij onderscheiden met de Ridder Orde van Oranje Nassau. Philip Staal publiceerde eerder een gedetailleerd en grondig gedocumenteerd onderzoek naar het vermogensbeheer van de ruim 1300 minderjarige Joodse weeskinderen in Roestvrijstaal: Speurtocht naar de erfenis van Joodse oorlogswezen (Eburon, 2008).