Letterkunde, taalkunde, geschiedenis, theologie, filosofie: ze behoren alle tot de geesteswetenschappen. Hebben deze vakgebieden in al hun verscheidenheid iets gemeen wat ze onderscheidt van bijvoorbeeld natuurkunde of economie? De indeling van de wetenschappen in natuur-, geestes- en maatschappijwetenschappen lijkt vanzelfsprekend, maar is van recente datum en allerminst onomstreden. Dit boek beschrijft de invloedrijkste visies op wetenschappelijke kennis vanaf Aristoteles en Galilei tot aan Karl Popper en Thomas Kuhn, en de kennisidealen en stijlen van argumenteren die ze verwoorden. Vervolgens spitst het zich toe op de hedendaagse filosofische en methodologische visies op aard en culturele taak van de geesteswetenschappen, zoals logisch empirisme, hermeneutiek, kritische theorie, (post-) structuralisme en postkolonialisme.
Wat dit boek - nog steeds - uniek maakt is de systematische aandacht voor de methodologische vragen en filosofische achtergronden van de geesteswetenschappen. Bestaande handboeken richten zich doorgaans op de natuurwetenschappen en in mindere mate de maatschappijwetenschappen, terwijl wij juist het ontstaan van dat idee dat de natuurwetenschappen de 'echte' wetenschappen zouden historisch traceren en filosofisch ter discussie stellen.