Bij de juridische oordeelsvorming maakt de rechter geregeld gebruik van zogenoemde ‘maatschappelijke opvattingen’ en aanverwante juridische begrippen zoals ‘verkeersopvattingen’. Het is echter zeldzaam dat de rechter daarbij expliciet maakt hoe of waar zij die maatschappelijke opvatting gevonden heeft, en of en hoe zij onderzocht heeft wat die maatschappelijke opvatting is. Dit roept de vraag op die in deze bundel centraal staat: stemmen de maatschappelijke opvattingen die in de rechtspraak leven en benut worden in rechterlijke uitspraken overeen met de daadwerkelijke opvattingen in de maatschappij?
Ter beantwoording van die – in de kern – empirische vraag wordt in Opvattingen onderzoeken, mede door middel van een via een opiniepanel uitgezette vragenlijst, voor een aantal maatschappelijke opvattingen die gebruikt zijn in de rechtspraak onderzocht of de daaraan door de rechter gegeven inhoud inderdaad overeenstemt met de opvattingen die in de maatschappij leven. Het antwoord op die vraag vormt tevens de opmaat voor een beschouwing over de wenselijkheid van het gebruik van maatschappelijke opvattingen in de juridische oordeelsvorming.