In deze uitgave worden verschillende situaties besproken waarin sprake is van een arbeidsrechtelijke driehoeksverhouding. Dat is aan de orde wanneer de werkgever de werknemer ter beschikking stelt aan een opdrachtgever zoals bij uitzending en payrolling, maar dat kan ook het geval zijn bij detachering van werknemers en bij de uitbesteding van werkzaamheden of activiteiten aan een derde onder de noemer contracting.
Werkzaam zijn binnen een arbeidsrechtelijke driehoeksverhouding heeft gevolgen voor de arbeidsrechtelijke positie van de werknemer. In het Burgerlijk Wetboek en daarbuiten, met name in de Wet allocatie arbeid door intermediairs (Waadi), zijn hiervoor specifieke regels en voorschriften opgenomen. Voor elk van de hiervoor genoemde arbeidsrechtelijke driehoeksverhoudingen is de regulering echter weer anders.
In de rechtspraak van de afgelopen jaren wordt op uiteenlopende manieren geoordeeld over de juridische kwalificatie van en aansprakelijkheid binnen arbeidsrechtelijke driehoeksverhoudingen. Daarnaast lijken ook fundamentelere veranderingen op til te zijn. In haar advies van 23 januari 2020 concludeerde de Commissie Regulering van Werk dat de regulering van arbeidsrechtelijke driehoeksverhoudingen fundamenteel op de schop moet en in het middellangetermijnadvies van de SER van 2 juni 2021 zijn hierover ook enkele voorstellen opgenomen. Deze ontwikkelingen komen eveneens aan de orde in deze uitgave.