Burgerraadplegingen door het Openbaar Ministerie, actievere voorlichting en uitspraken in ‘klare taal’: initiatieven gericht op verbetering van de relatie tussen de strafrechtspleging en het publiek zijn er te over. Dit is niet verwonderlijk, nu vaak wordt aangenomen dat deze relatie onder hoogspanning staat. Burgers vinden de straffen maar laag en rechters zijn te ver verwijderd van de burger, is de veelgehoorde gedachte.
Dit onderzoek probeert antwoorden te geven op vragen die in dit verband rijzen. Waarop is de veronderstelling dat de relatie tussen het publiek en de strafrechtspleging zo problematisch is, eigenlijk gebaseerd? Waarop stoelt de gedachte dat de in de praktijk ontplooide initiatieven deze relatie zouden kunnen verbeteren? Wat kan er beter in de relatie tussen het strafrecht en het publiek? En wat verstaan we in dit verband precies onder ‘beter’?
Om deze vragen te beantwoorden worden in dit onderzoek empirische en normatieve gezichtspunten gecombineerd. Het bevat een theoretische analyse van begrippen als ‘publieke opinie’ en ‘legitimiteit’ en een kritische bespreking van bestaand onderzoek. Daarnaast wordt aan de hand van twee deelstudies onderzocht hoe het Openbaar Ministerie in dialoog treedt met de publieke opinie. Het onderzoek resulteert in een concreet beoordelingskader voor op de publieke opinie gericht handelen van actoren in de strafrechtspleging en besluit met enkele aanbevelingen aan politiek, strafrechtspraktijk en wetenschap.