In dit boek wordt de stand van zaken van het personenvennootschapsrecht in Nederland en in het Caribisch deel van ons Koninkrijk besproken. De auteur deelt met u zijn verbazing over hoe briljant wij zijn in het langs elkaar heen werken en hij zegt iets over concordantie in onze metarechtsorde. Na een kort historisch intermezzo waarin de Nederlandse wetgevingspogingen sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw worden geschetst en een kort overzicht van de stand van wetgeving in het Caribische deel van het Koninkrijk wordt gegeven, wordt de recent in het ambtelijke voorontwerp modernisering personenvennootschappen voorgestelde regeling op hoofdpunten besproken en staat de auteur stil bij een aantal aspecten dat volgens hem nog aandacht verdient. Zo wordt ingegaan op de naam van het samenwerkingsverband, de rechtspersoonlijkheid van de personenvennootschap en de vraag wanneer die rechtspersoonlijkheid ontstaat. Ook wordt aandacht besteed aan het vennootschapsgoederenrecht, het begrip ‘aandeel van de vennoot in de vennootschap’, het recht van vruchtgebruik en het pandrecht in relatie tot het personenvennootschapsrecht. Aan het einde van dit boek keert de auteur terug naar de Koninklijke Cariben en veroorlooft hij zich enkele woorden over concordantie, eenheid en verscheidenheid.