Het artikel dat mensenhandel strafbaar stelt, artikel 273f Wetboek van Strafrecht, is complex. De rechtspraktijk worstelt met zijn uitleg, in de literatuur wordt de bepaling een ‘gedrocht’ genoemd.
Wat is er aan de hand met de strafbaarstelling van mensenhandel? Wat is haar strekking en welke invloed heeft de Hoge Raad daarop in de afgelopen jaren uitgeoefend? In dit onderzoek worden de achtergronden van de strafbaarstelling van mensenhandel uitgeplozen. Niet alleen door het uitvoeren van verdiepend juridisch-historisch onderzoek, ook door de verschillende mensenhandelgedragingen stuk voor stuk theoretisch te belichten en de rechtspraak te analyseren. Met behulp van het rechtstheoretische concept van de rechtsbelangen wordt blootgelegd dat met de strafbaarstelling van mensenhandel zeer uiteenlopende doelen worden gediend. Dat geeft te denken over de wijze waarop de bepaling momenteel is ingericht en functioneert. Dit onderzoek leidt tot de conclusie dat de huidige stand van zaken schuurt met belangrijke beginselen van de democratische rechtsstaat, zoals de notie van rechtszekerheid en de leer van de machtenscheiding (trias politica). De onwenselijkheid daar van geeft aanleiding om de strafbaarstelling opnieuw te overdenken. Voor de strafwetgever is er werk aan de winkel.