Berichten over belangenverstrengeling van bestuurders van ondernemingen halen met regelmaat het nieuws. In zijn Rotterdamse oratie laat J.M. de Jongh zien hoe belangenverstrengeling van alle tijden is. Beginnend bij Adam Smith onderzoekt hij hoe in ruim twee eeuwen is gepoogd om de risico’s van tegenstrijdig belang te beteugelen. Daarbij beperkt hij zich niet tot een juridische analyse: aan de hand van levensgeschiedenissen van de Rotterdamse havenbaronnen Lodewijk Pincoffs en Anton Kröller illustreert hij tot welke problemen tegenstrijdige belangen konden leiden. Aangekomen bij het heden gaat hij in op de rol van de Ondernemingskamer bij tegenstrijdig belang. Ook doet hij voorstellen op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid.
In twee eeuwen tegenstrijdig belang is het leerstuk in drie opzichten verfijnd: de begripsvorming en analyse van de problematiek is verdiept, gedragsregels voor bestuurders en commissarissen zijn ontwikkeld en het sanctiearsenaal is fijnmaziger geworden. Maar daarmee is de problematiek uiteindelijk niet opgelost: zo lang personen in verschillende hoedanigheden deelnemen aan het rechtsverkeer, zullen kwesties van tegenstrijdig belang blijven terugkomen.