Anders dan soms gedacht biedt het recht, of meer in zijn algemeenheid regelgeving, lang niet altijd de zekerheid en de duidelijkheid die mensen er van verwachten of van zouden wensen. Regels en situaties waarop de regels toegepast moeten worden, moeten worden geïnterpreteerd door handhavers en toezichthouders waarna er een beslissing volgt om de regel al dan niet toe te passen en zo ja, hoe. Deze beoordelingsvrijheid, die inherent is aan het recht maar soms ook door de wetgever expliciet wordt gecreëerd door te werken met open normen of proactieve controlebevoegdheden, wordt ook wel aangeduid als het bestaan van discretionaire ruimte. In haar oratie pleit van der Woude voor een holistische benadering van discretionaire ruimte, als ware het een keten van interacterende beslissingen genomen door verschillende actoren en op verschillende niveaus (individueel, organisatorisch, lokaal, nationaal en supranationaal). Op deze manier kan een goed beeld worden geschetst van de impact van discretionaire beslisruimte binnen het recht in relatie tot vraagstukken van rechts(on)gelijkheid, (on)rechtmatigheid en legitimiteit.