Steeds vaker treffen concurrenten elkaar bij de bestuursrechter. Dat is niet zo vreemd. Besluiten van de overheid kunnen immers grote gevolgen hebben voor de concurrentiepositie van ondernemers. Als bijvoorbeeld chocoladeproducent A een subsidie krijgt en chocoladeproducent B niet, dan heeft A een concurrentievoordeel ten opzichte van B. En als de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststelt dat voorziet in de vestiging van een nieuwe bouwmarkt, dan krijgt een in de buurt gevestigde bouwmarkt te maken met een toename van de concurrentie. Als daarnaast aan de nieuwe bouwmarkt minder strenge eisen ten aanzien van bijvoorbeeld brandveiligheid en het milieu worden gesteld, is er bovendien sprake van een verstoring van de eerlijke concurrentie. In dit boek staat de vraag centraal hoe in het Nederlandse bestuursrecht, dat van oudsher is gericht op de bescherming van burgers tegen de overheid, wordt omgegaan met de gevolgen van besluiten voor concurrentieverhoudingen.
Het onderzoek behelst een diepgravende studie naar de bescherming van concurrentiebelangen in het bestuursrecht en is gericht op het identificeren van mogelijke knelpunten die zich daarbij voordoen. Drie knelpunten komen in het bijzonder aan bod: de toegang tot de bestuursrechtelijke procedure, het doelgebonden karakter van bestuursbevoegdheden (specialiteit) en het relativiteitsvereiste. Deze knelpunten worden beschreven, geanalyseerd en in Unierechtelijk perspectief geplaatst. Aan het slot wordt een concreet voorstel gedaan om de bescherming van concurrentiebelangen in het bestuursrecht te verbeteren.