De wetgever roemt de snelheid, toegankelijkheid, professionaliteit en attitude van de kantonrechter. Mede om die reden is de competentie van de kantonrechter in 2011 verruimd ten koste van de civiele rechter. De vraag is echter of de door de wetgever geroemde eigenschappen de kantonrechter daadwerkelijk onderscheiden van de civiele rechter. Zijn de kantonrechter en de civiele rechter écht verschillende rechters? Geven ze een verschillende uitleg aan het procesrecht? Of hebben ze verschillende opvattingen over wat de taak van de rechter is? Kortom: bestaat de 'veronderstelde 'eigenheid' van de kantonrechter? Aan de hand van dossieronderzoek en interviews met (kanton)rechters worden die vragen in dit proefschrift beantwoord.
Vervolgens wordt stilgestaan bij de vraag welke consequenties de gevonden verschillen en overeenkomsten hebben voor de kwaliteit van het civiele proces. Gaat het om eigenheden die als voorbeeld kunnen dienen of gaat het om eigenaardigheden die aanpassing behoeven? Om deze vraag te kunnen beantwoorden wordt een kwaliteitskader geschetst en worden - in het licht van eerder gedane verbetervoorstellen - aanbevelingen aan de wetgever en de rechterlijke macht gedaan om de kwaliteit van het civiele proces te verbeteren.
Aldus is dit proefschrift een synthese van empirisch en normatief rechtsplegingsonderzoek.
Dit is een publicatie in de reeks van het Montaigne Centrum voor Rechtspleging en Conflictoplossing, Universiteit Utrecht.