De kwalificatie van bestuurdersaansprakelijkheid in het internationaal privaatrecht is al onderwerp geweest van verschillende bijdragen en verhandelingen. In dit boek wordt een beschouwing over dit onderwerp gegeven aan de hand van twee arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU).
In dit boek staan twee vragen centraal. Als eerste komt de vraag naar de aansprakelijkheid van de bestuurder van een buitenlandse vennootschap aan de orde in het geval van een faillissement. Verzet de door het VWEU gegarandeerde vrijheid van vestiging zich tegen de toepassing van nationale bepalingen inzake bestuurdersaansprakelijkheid in het geval van een faillissement in dergelijke gevallen? Deze vraag wordt aan de hand van het Kornhaas/Dithmar-arrest van het HvJ EU behandeld.
Als tweede komt de vraag aan de orde naar de kwalificatie van een vordering uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid bij het bepalen van de rechtsmacht onder de EEX-Verordening II. Hierbij wordt een kritische beschouwing gegeven over het Holterman Ferho/Spies-arrest van hetsHvJsEU waarin de rechtsverhouding tussen de bestuurder en de vennootschap volgens het HvJ EU onder omstandigheden als arbeidsovereenkomst moet worden aangemerkt waarbij volgens het HvJ EU de nationaalrechtelijke kwalificatie irrelevant is.