Het klassieke Nederlandse bestuursrecht is sterk geƫnt op de noties van een ondeelbaar algemeen belang en verticale publiekrechtelijke verhoudingen. In een tijd van voortgaande individualisering, privatisering, decentralisering en internationalisering zijn die uitgangspunten steeds verder onder druk komen te staan. Pogingen om het klassieke bestuursrecht vanuit de eigen logica te herzien zijn veelal onbevredigend en deels ook onvruchtbaar gebleken.
Daarom is het tijd ook de grondbegrippen van het stelsel zelf opnieuw te doordenken. Hoe zou eventueel een 'responsief'-model van bestuursrechtelijke rechtsbescherming vorm kunnen krijgen dat tegemoetkomt aan de 'gehorizontaliseerde' en 'gefragmentariseerde' sociale werkelijkheid van het publiek recht en tevens voldoende oog houdt voor de klassiek-rechtsstatelijke waarden waarop het bestuursrecht van oudsher is gefundeerd?
Op zoek naar antwoorden op die vraag biedt dit boek eerst een analyse van de ideeƫnhistorische en rechtstheoretische grondslagen van het huidige bestuursrecht. Vervolgens gaat het in op actuele discussies over het besluitbegrip, het relativiteitsvereiste en het evenredigheidsbeginsel. Uiteindelijk beoogt het mede vorm te geven aan een nieuw model van 'rechtsstatelijk bestuursrecht' dat meer dan het huidige is toegesneden op de sociale en institutionele context die het geacht wordt te reguleren.