Dit boek volgt, stapsgewijs, de weg die de civiele rechter aflegt om tot een gemotiveerd vonnis te komen. Omdat feiten het fundament van zijn beslissing vormen, staan de weerbarstige leerstukken van stellen, betwisten, bewijzen en beoordelen van feiten centraal. De huidige betekenis van vage klassieke begrippen als partijautonomie en lijdelijkheid wordt helder uiteengezet. Een goed begrip daarvan is nodig om de rol van de rechter ten aanzien van de ingestelde vordering te begrijpen. Het proces van rechtsvinding op weg naar de beslissing wordt toegelicht aan de hand van het redeneermodel van de rechter: het syllogisme.
De besproken onderwerpen worden in verband gebracht met de taak van de rechter om de procedure voortvarend en doelmatig te laten verlopen: welke eisen mag hij stellen aan de informatieverplichtingen van partijen; hoe kan hij uitdrukking geven aan zijn regiefunctie voorafgaand aan en tijdens de mondelinge behandeling; welke rol mag hij ten aanzien van de feitelijke grondslag vervullen? Daarbij hoort ook enige aandacht voor mogelijke belangenconflicten, zoals waarheidsvinding tegenover snelheid.
Het is enerzijds een procesrechtelijk diepgravend handboek, met aandacht voor de theorie, en anderzijds praktijkgericht, vanwege de vele voorbeelden, casus en jurisprudentieverwijzingen. Daarom is het niet alleen voor (beginnende) rechters maar ook voor advocaten en andere procesdeelnemers relevant. Het boek is volledig geactualiseerd. Het sinds 3 juni 2019 weer bestaande uniforme burgerlijke procesrecht (Spoedwet KEI) en het Wetsvoorstel vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht (18 juni 2020) zijn verdisconteerd.