In de 19de eeuw ging een negatief imago aan de amateurkunsten kleven. Ze raakten geassocieerd met de vrijetijdsbesteding van vrouwen, met huiselijkheid en met lage kwaliteit. Adellijk en artistiek verruimt dit enge perspectief. Het toont hoe amateurkunsten voor vrouwen een krachtig instrument waren om de eigen identiteit vorm te geven, om een plaats te verwerven in een sociaal-cultureel netwerk en om tastbare herinneringen na te laten.
Dit rijk geïllustreerde boek zoekt het gezelschap van adellijke amateurkunstenaressen op. Deze vrouwen borduurden in het salon, leerden schilderen in het damesatelier en stelden tentoon tijdens liefdadigheidsbazaars. Documenten, objecten en verhalen uit vooral privéarchieven en -verzamelingen bieden een diepgaande blik op hun artistieke activiteiten. Ze laten een wisselwerking zien tussen de schone en toegepaste kunsten, tussen individuele en gemeenschappelijke betrokkenheid en tussen traditionele verwachtingen en persoonlijke ambities.