Terwijl de tijd vervliegt, is ruimte weerbarstig. Dat bleek in het bijzonder in de Reformatietijd van de zestiende en zeventiende eeuw. Toen werd het religieuze landschap weliswaar grondig hertekend, maar ruimtes die van oudsher een sacrale status hadden (zoals kerken, koren en kerkhoven) bleven vaak ononderbroken in gebruik, al dan niet met een andere functie. Deze Nieuwe Tijdingen onderzoeken daarom het (her)gebruik van sacrale ruimtes in tijden van ingrijpende religieuze verandering, een thema dat vandaag een belangrijk onderzoeksobject is geworden in het vroegmodern onderzoek. Tegelijkertijd brengen ze onderzoek over de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden samen. Zo blijken ruimtes te lezen als palimpsesten, met laag na laag vol betekenis. Ruimtes laten niet gemakkelijk los.