In een bundeling van artistiek talent en onstuitbare energie zorgde de avant-garde in het begin van de vorige eeuw voor grote omwentelingen in de kunsten. Otto van Rees en Adya van Rees-Dutilh behoorden tot de kern van deze jonge pioniers in Parijs.
Dit boek verduidelijkt hun rol aan de hand van talrijke artikelen uit die periode. Otto en Adya wisten hun stijl steeds te vernieuwen en nieuwe technieken te omarmen, van de eerste kubistische experimenten tot abstractie, van collage tot de vorming van DaDa in Zürich.
Hun werk veroorzaakte regelmatig opschudding maar gaf medekunstenaars juist inspiratie om gebaande paden te verlaten. Otto en Adya waren zowel partners in de kunsten alsook elkaars levensgezellen. Hun ruimhartig karakter maakte dat vele collega’s zich bij hen thuis voelden en zij een kern werden in een internationaal netwerk.