Mathilde Cohen Tervaert-Israëls o ontpopte zich vanaf
1900 als een gedreven feministe. Als oprichtster van
de afdeling Den Haag van Onderlinge Vrouwenbescherming
bond zij de strijd aan tegen de dubbele moraal die
voor mannen en vrouwen golden. Zij bekommerde zich
daarbij vooral om het lot van ongehuwde moeders en
prostituees. In die strijd richtte zij zich op het realiseren
van volwaardig staatsburgerschap voor vrouwen door
middel van het verwerven van kiesrecht en door politieke
participatie. Naast het presidentschap van de Nederlandsche
Vereeniging van Staatsburgeressen was zij van
1924-1935 lid van Provinciale Staten van Zuid-Holland.
In 1934, in de nadagen van haar feministische carrière,
zag zij zich door het plotseling overlijden van haar
broer Isaac Israels geplaatst voor de taak om diens
atelier opruimen. Zij moest een passende bestemming
vinden voor de daarin aanwezige omvangrijke collectie
schilderijen, aquarellen en schetsboeken van Isaac en
van haar vader Jozef Israëls. Dit resulteerde in grote
schenkingen aan diverse musea in Nederland.
Haar bijdrage aan het Nederlandse kunstbezit werd
evenmin als haar betekenis voor de strijd om vrouwenrechten
eerder beschreven. Het levensverhaal van
Mathilde Cohen Tervaert-Israëls onthult haar rol als
feministe en hoedster van het erfgoed-Israëls.