Geertje van de Kamp (1986) is gefascineerd door gevouwen papier: van muizentrappetjes tot origami. Toch komt er geen papier te pas in haar intrigerende kunstwerken, die bestaan uit twee (gedeeltelijk) beschilderde glasplaten. De schildering klapt als het ware over van de voorste op de achterste plaat; het vouwwerk wordt daarbij door je ogen en hersenen verricht. Met behulp van schaduwen, licht en reflecties laat Geertje zien hoe betrekkelijk het verschil is tussen ruimtelijkheid en platheid, en tussen abstractie en figuratie. In 2019 reisde ze door Japan, het land waar schattige tekenfilmfiguurtjes hand in hand gaan met zakelijke hoogbouw. Dit boek – het elfde in de Inspiratie-reeks van de Van Vlissingen Art Foundation, die haar reis ondersteunde – gaat uitgebreid in op de reis en de indrukken die Geertje opdeed, maar ook op haar ontwikkeling daarvoor en daarna. Welke inspiratie putte ze uit haar confrontatie met een visuele prikkelexplosie én uit de rustgevende logica van origami?