In juni 1818 werd de jonge Caspar Reuvens (1793-1835) benoemd tot hoogleraar archeologie aan de Universiteit Leiden. Tegelijkertijd kreeg hij het beheer over het Archeologisch Cabinet van de universiteit, toen nog Hoogeschool geheten. Deze gebeurtenis wordt beschouwd als het begin van het Rijksmuseum van Oudheden (RMO) in Leiden.
In dit boek wordt de bewogen geschiedenis van het RMO beschreven: de periodes van bloei en baanbrekende activiteiten, met opgravingen in Griekenland, Tunesiƫ, Egypte, Jordaniƫ en Nederland, maar ook de moeilijke tijden, waarin het museum het met minimale middelen moest doen.
Veel aandacht wordt in dit boek gegeven aan de verwerving van de Leidse topcollecties. Ook wordt er stilgestaan bij de veranderde relaties met landen waar de collecties oorspronkelijk vandaan komen.