Amsterdam zinderde in de zeventiende eeuw van groei en welvaart. Voortdurend arriveerden nieuwe mensen en ideeën. De scheidslijnen tussen kunstenaarschap, wetenschap en regeren en ondernemen werden niet zo scherp getrokken. Voor mensen als Jan van der Heyden (1632-1712), afkomstig uit Gorinchem, had de hoofdstad een stimulerende invloed. De kunstenaar bleek meer in zijn mars te hebben dan het vervaardigen van bijzondere stadsgezichten.
Van der Heyden werd de grondlegger van de moderne straatverlichting en uitvinder van de brandslang. Zijn artistieke talent zette hij in om de uitvindingen die hij deed te verkopen. Lamplantaarns en slangbrandspuiten vonden hun weg naar steden in binnen- en buitenland. Zijn monumentale Brandspuitboek uit 1690 beschreef gedetailleerd de voordelen van zijn uitvindingen. Door Jan van der Heyden werd Amsterdam een heel stuk veiliger. Dit boek zet de schilder voor het eerst neer in zijn andere hoedanigheid: als uitvinder en ondernemer.