Adel en Ridderschap in Utrecht is een verhaal van opkomen, verdwijnen en zich handhaven van talrijke geslachten zoals Van Goye, Van Zuylen, Van Hardenbroek, Van Reede en Van Tuyll van Serooskerken. De Lotgevallen van de adel zijn bepaald door oorlogen, revoluties, epidemieën, economische crises, maar ook door tijden van vrede en voorspoed.
Tot ver in de twintigste eeuw nam de adel een belangrijke maatschappelijke positie in. Naast invloeden van buitenaf zijn er de individuele factoren van verstandige of onverstandige beslissingen, ziekte en sterfgevallen. Het persoonlijke krijgt ruime aandacht. Het verhaal over ridders baronnen en jonkheren impliceert een mannenwereld, maar krachtige vrouwen als Margaretha Turnor, die de herbouw van kasteel Amerongen leidde, of de kritische schrijfster Belle van Zuylen worden zeker niet vergeten.
Het in- en exterieur van hun kastelen geven letterlijk kleur aan de lange geschiedenis van de Utrechtse adel. Het erfgoed van de adel, zowel materieel als immaterieel, wordt voor het nageslacht bewaard door stichtingen en verenigingen. Een daarvan is de Ridderschap van Utrecht, die het initiatief tot dit boek heeft genomen.