Goede namen: dat is de wereld van de betere kringen, dubbele namen, oud geld, deftigheid en voornaamheid.
Het zijn de families die vaak generaties lang stad en land bestuurd hebben: adel en patriciaat. Ze vormden de top van de maatschappelijke piramide, gaven de toon aan en waren tot ver in de twintigste eeuw te vinden op plaatsen van macht en aanzien, of dat nu de regering was, het bedrijfsleven of de KNVB.
Centraal in dit boek staat de vraag of en hoe deze deftige kringen zich hebben gehandhaafd in de roerige naoorlogse periode, met haar erfbelasting, de revolte tegen het regentendom en de opkomst van nieuwe elites. Het bezit van goede namen wordt bekeken op drie aspecten: het verkrijgen, behouden en verliezen ervan. Daarbij komen veel opmerkelijke zaken aan bod: de mislukte sanering van dubbele namen, de mogelijkheden om ook nu nog in adel of patriciaat opgenomen te worden, de ophef rond ‘de vrouwelijke lijn’, het mores leren van rijke nieuwkomers, zwarte schapen en de gevolgen van foute keuzes, en de ondernemersmentaliteit van huidige jonge aristocraten, naast nog veel meer.
Duidelijk wordt dat de rol van adel en patriciaat in de Nederlandse samenleving nog niet is uitgespeeld,
mede dankzij de behoefte aan verhalen en beelden van aristocratische rijkdom, kastelen en buitenplaatsen, oftewel ‘het sprookje’, waar de media maar al te graag in voorzien.